Kwijtschelding van schulden na faillissement: beperking voor partners

Wanneer een natuurlijke persoon met een zelfstandige beroepsactiviteit failliet gaat, wordt hij in principe bevrijd van zijn overblijvende schulden na de afsluiting van de faillissementsprocedure. Dit proces staat bekend als kwijtschelding en geldt voor zowel beroepsgerelateerde als private schulden van de gefailleerde (art. XX.173 WER). Ook de echtgenoot of wettelijk samenwonende partner van de gefailleerde kan worden bevrijd van schulden, maar dit geldt enkel voor beroepsschulden waarvoor de partner persoonlijk aansprakelijk was (art. XX.174 WER).

De kwijtschelding strekt zich echter niet uit tot persoonlijke of gemeenschappelijke schulden van de partner die geen verband houden met de beroepsactiviteit van de gefailleerde. Een voorbeeld hiervan is een kredietovereenkomst voor privédoeleinden, waarbij de niet-gefailleerde partner aansprakelijk blijft voor deze schulden, terwijl de gefailleerde ervan bevrijd wordt.

Het Grondwettelijk Hof heeft geoordeeld dat dit onderscheid tussen de gefailleerde en diens partner niet in strijd is met het gelijkheids- en non-discriminatiebeginsel. Het Hof stelt dat dit verschil objectief en redelijk verantwoord is om de gefailleerde een nieuwe start te bieden, zonder dat dit onevenredige gevolgen heeft voor de partner. De partner blijft dus verantwoordelijk voor schulden die niet beroepsgerelateerd zijn, zoals consumentenkredieten, zelfs als de gefailleerde hiervan wordt vrijgesteld.

Conclusie: De kwijtschelding van schulden na faillissement is bedoeld om de gefailleerde een nieuwe start te bieden. Partners blijven echter aansprakelijk voor privé- en niet-beroepsgerelateerde schulden. Het Grondwettelijk Hof bevestigt dat dit onderscheid grondwettelijk is.

Zie: VANDENBOSSCHE, G., [Kwijtschelding bij faillissement] Schulden vreemd aan de beroepsactiviteit, NjW 2024, afl. 507, 727