Fictieve zaakvoerder kan schuldbemiddeling aanvragen.

“Ex artikel 1675/2 van het Ger. W. kan elke natuurlijke persoon, die geen onderneming is in de zin van artikel I.1. WER, indien hij niet in staat is om, op duurzame wijze, zijn opeisbare of nog te vervallen schulden te betalen en voor zover hij niet kennelijk zijn onvermogen heeft bewerkstelligd, bij de rechter een verzoek tot het verkrijgen van een collectieve schuldenregeling indienen. Indien een natuurlijke persoon vroeger een onderneming is geweest, kan hij een dergelijk verzoek slechts indienen ten minste zes maanden na het stopzetten van zijn handel of, zo hij failliet werd verklaard, na de sluiting van het faillissement.
Voor zover uit het geheel van feitelijke omstandigheden blijkt dat een natuurlijke persoon nooit effectief een mandaat van zaakvoerder heeft uitgeoefend en het (fictief) mandaat van zaakvoerder op alle mogelijke wijzen heeft betwist, is de vraag niet aan de orde of deze natuurlijke persoon als een onderneming in de zin van artikel I.1. WER kan worden beschouwd voor wat betreft de uitoefening van dit mandaat. Bijgevolg staat een dergelijk fictief mandaat van zaakvoerder er niet aan in de weg dat de natuurlijke persoon wordt toegelaten tot de collectieve schuldenregeling ex artikel 1675/2 Ger. W.”

Arbh. Gent nr. 2020/BG/3, 15 juni 2020, TIBR 2021, afl. 1, RS-28 en http://www.tibr.be/ (21 april 2021), met noot DE SMET, J., “Collectieve schuldenregeling en fictief mandaat zaakvoerder”